NISPA Nijmegen Institute for Scientist-Practitioners in Addiction

Methylfenidaat bij ADHD en verslavingsproblematiek

Placebogecontroleerde studie de effectiviteit van methylfenidaat

2002-2003

Waarom dit onderzoek?

Veel ADHD patiënten worden behandeld met methylfenidaat (Ritalin) met een wisselend tot
positief resultaat. Dit middel valt als amfetamine onder de Opiumwet en er bestaat veel
onduidelijkheid over het verslavingsrisico van het middel. Omdat het effect en misbruik van
methylfenidaat bij volwassenen met ADHD en bij volwassenen met ADHD en
verslavingsproblematiek wetenschappelijk nog niet is aangetoond, is Novadic begonnen met
gericht onderzoek naar het effect van behandeling met methylfenidaat op de ADHD symptomatologie,
het verslavingsprobleem en het niveau van functioneren. In het eerste deel van het onderzoek wordt onderzocht of methylfenidaat effect heeft bij volwassen patiënten met ADHD en middelenafhankleijkheid. 

Wat hebben we gedaan?

Een gerandomiseerd, dubbelblind, multiple cross-over gecontroleerd experiment is uitgevoerd, waarbij 20 cliënten met ADHD en middelenafhankelijkheid gedurende 8 weken afwisselend methylfenidaat en placebo kregen.

Wat hebben we gevonden?

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat methylfenidaat niet effectiever is dan placebo.
De resultaten laten een groot placebo-effect zien. Tussen de invloed van verwachting en de
afname van ADHD symptomen werd, in tegenstelling tot de voorgeschreven medicatie, een
significant verband gevonden. Dit bevestigt dat de verwachting van de cliënt een grote rol
speelt. Ondanks het verwachtingseffect heeft methylfenidaat significant meer bijwerkingen
dan placebo. Uitsplitsing van de verschillende symptomen laat zien dat eetlustremming,
zweten, hartkloppingen en trillen significant zijn.
Een beperking van het onderzoek is de lage dosering, al zou een hogere dosering ervoor
kunnen zorgen dat de dubbelblinde status van het onderzoek minder betrouwbaar wordt
doordat de bijwerkingen gaan toenemen en de verwachting daardoor beïnvloed wordt. Ook
worden de resultaten beperkt doordat ADHD bij alle cliënten door één psychiater
gediagnosticeerd en behandeld zijn en doordat er niet altijd heteroanamneses (65,0%) zijn
afgenomen. Daarnaast blijft de ADHD diagnose een klinische diagnose en speelt in dit
onderzoek verslavingsproblematiek een grote rol. Ten aanzien van de methodologische
beperkingen dient opgemerkt te worden dat door het aantal proefpersonen er geen evaluatie
kan plaatsvinden na stratificatie van subtypes, soort drugs of afdelingen.

Wie zijn betrokken?

  • Cor Verbrugge (onderzoekscoördinator Novadic-Kentron)
  • Boukje Dijkstra (onderzoeker Novadic-Kentron)
  • Pieter-Jan Carpentier (psychiater Novadic-Kentron) 
  • Cor de Jong (Eerste geneeskundige Novadic-Kentron)
© 2024 Nispa ® alle rechten voorbehouden.